Doven en slechthorenden lopen tegen allerlei problemen aan in de gezondheidszorg, waardoor ze een slechtere gezondheid hebben dan mensen zonder gehoorproblemen. Hun problemen zijn vergelijkbaar met die van etnische minderheidsgroepen.
Dat concludeert promovendus Anika Smeijers.
Het proefschrift, dat Smeijers op dinsdag 15 oktober verdedigde, werd geboren uit persoonlijke interesse. Naast haar opleiding tot arts volgde ze ook de studie Nederlandse gebarentaal. “Het viel me op dat artsen denken dat de communicatie met dove of slechthorende patiënten prima verloopt. ‘Ze kunnen liplezen en anders schrijf ik het toch op?’ Doven en slechthorenden zijn het daar totaal niet mee eens. “Veel doven mensen gaven aan dat met artsen niet te communiceren valt.”
Alle subgroepen hebben problemen
Smeijers zette deze observatie om in wetenschappelijk onderzoek. Haar conclusies: doven en slechthorenden lopen tegen barrières aan in de zorg. “In Nederland wonen 1,5 miljoen mensen met een gehoorbeperking. Dit is een heel diverse groep, dus de barrières verschillen per persoon. Maar alle subgroepen ervaren problemen”, legt ze uit. Dat zijn niet alleen communicatieproblemen, doordat er bijvoorbeeld geen gebarentolk of een rustige ruimte voorhanden is. Velen hebben ook minder basiskennis over specifieke ziekten en hoe het lichaam werkt, doordat ze dit niet oppikken uit dagelijkse gesprekken.
Lees hier het volledige artikel.