Dit onderzoek bouwt voort op eerder onderzoek. Nu werd echter ook gekeken naar doodsoorzaken en naar subgroepen, bijvoorbeeld patiënten met bijkomende ziekten.
Hogere overleving
Prof. Sabine Siesling van IKNL en de Universiteit Twente werkte in dit onderzoek samen met arts-onderzoeker Mirelle Lagendijk van de afdeling Oncologische Chirurgie van het Erasmus MC Kanker Instituut te Rotterdam, Marissa van Maaren (IKNL) en medisch specialisten van andere ziekenhuizen. Zij bestudeerden de cijfers van bijna 130.000 borstkankerpatiënten.
‘Van in het verleden borstsparend behandelde patiënten was tien jaar na de behandeling 25% meer in leven dan van patiënten die een borstamputatie hadden ondergaan. Dit geldt zowel voor borstkankerspecifieke overleving als voor algehele overleving. De hogere overleving zien we vooral bij patiënten die geen chemotherapie kregen, bij patiënten ouder dan 50 jaar en patiënten met bijkomende ziekten (comorbiditeit).
Nieuw element bij keuze
De boodschap van dit onderzoek heeft met name waarde voor nieuwe patiënten die voor de keus staan en dit voortschrijdend inzicht kunnen meenemen in hun keuze’, aldus Siesling. De onderzoekers benadrukken dat deze resultaten niet betekenen dat een borstamputatie een slechte keuze was of zal zijn. Keuzes worden gemaakt op basis van meer factoren dan alleen overleving. Voor patiënten voor wie bestraling niet wenselijk of niet mogelijk is (bijvoorbeeld bij een verhoogd risico op nadelige effecten van radiotherapie), niet haalbaar is vanwege sociale of psychologische omstandigheden, of wanneer de verwachting is dat de esthetische uitkomst van een borstsparende behandeling ongunstig is, kan een borstamputatie nog steeds de voorkeursbehandeling zijn.
Siesling: ‘Onze studie helpt bepalen welke patiënten in de toekomst meer baat lijken te hebben bij een borstsparende behandeling en bevestigt dat voor de andere groepen een borstsparende behandeling ten minste even goed is als een borstamputatie.’
Lees hier het volledige artikel.