De Nederlandse Zorgautoriteit-bepaling dat een huisarts bepaalde prestaties alleen in rekening mag brengen bij een overeenkomst met de verzekeraar is in strijd met de vrije artsenkeuze. Dat heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) geoordeeld. De bepaling heeft tot gevolg dat patiënten niet meer voor alle zorg bij elke huisarts terechtkunnen, aldus het CBb. Een huisarts zal immers geen zorg kunnen leveren als hij daarvoor niet betaald krijgt.
Met de uitspraak van het CBb is het beroep van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) tegen de Tariefbeschikking voor de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg voor het jaar 2015 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gegrond verklaard. In deze Tariefbeschikking is het zogenoemde ‘contractvereiste’ vastgelegd: een huisarts moet een overeenkomst hebben met de zorgverzekeraar om bepaalde prestaties in rekening te kunnen brengen.
De NZa stelde dat daar waar er geen contract is met de zorgverzekeraar, de huisarts in elk geval het algemene bedrag voor een consult of visite in rekening zou kunnen brengen. Dit is echter niet mogelijk, aldus het CBb, omdat in de Wet marktordening gezondheidszorg staat dat een huisarts niet een andere prestatie dan verricht mag declareren.
Lees hier het volledige artikel