Oud, ouder, oudst: twee visies.
Stel dat we straks 120 of zelfs nog ouder kunnen worden, zullen we daar dan blij mee zijn? Is langer leven wel zo fijn als het lijkt? Twee filosofen verschillen hierover van mening.
Wetenschappers zoeken wereldwijd naar manieren om verouderingsprocessen tegen te gaan of zelfs uit te schakelen. Ze streven ernaar om de levensverwachting van de mens nog verder te verhogen, naar leeftijden die nu nog als science-fiction klinken: 120 of – waarom niet – 200 jaar. Ratten worden in het laboratorium al met gemak anderhalf keer ouder, en hoogbejaarde knaagdieren krijgen bij bepaalde behandeling zelfs weer een jonge vacht.
Maar afgezien van de vraag of het kán: is het ook een goed idee? Als het zou lukken om deze baanbrekende technieken bij mensen toe te passen, zouden we daar dan werkelijk blij mee zijn? “Als dat ik weer een jonge vacht krijg, misschien wel”, zegt filosoof Bas Haring, hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden. “Maar de kans is toch wel aanmerkelijk dat dit niet het geval zal zijn. Denk aan hoe het nu is om 85 te zijn. En dat dan nog eens vijftig, zestig jaar extra. De opa van mijn geliefde is nu bijna honderd. Hij heeft heel veel hulp en verzorging nodig. Het zou echt een ramp zijn als hij nog eens tientallen jaren zou moeten leven.”
Lees hier het volledige artikel.