Ziekmakers: van ‘iets in de lucht’ naar één organisme

Voortschrijdend inzicht over de ontdekkingen van toen.
In de negentiende eeuw werd bekend dat bacteriën, virussen en ander klein gespuis de aanstichters zijn van allerlei aandoeningen. Dit veranderde onze kijk op ziektes volledig. Maar volgens historicus Rina Knoeff heeft de coronacrisis laten zien dat onze labgerichte visie op ziektes wel wat is doorgeslagen.

Onderwerpen die nu belangrijk zijn en waar we het vaak over hebben, zijn ooit bedacht of ontdekt. Hoe ging dat destijds? Dit is het derde deel in de serie Voortschrijdend inzicht, waarin we de ontvangst van dit soort ontdekkingen en inzichten bespreken. De serie maakt deel uit van het thema Met andere ogen.

De coronapandemie heeft ons met de neus op de feiten gedrukt: hoe ver de medische wetenschap ook is, nog altijd kan een onzichtbaar organisme de hele wereld platleggen. Ook heeft de crisis laten zien hoe wij, en dan met name beleidsmakers, naar zo’n ziekteverwekker kijken. Volgens Rina Knoeff, hoogleraar geschiedenis van de geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, doen we dat te veel met de blik van een laboratoriumonderzoeker.

Koorts als ziekte
Onze huidige focus op ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën is in de negentiende eeuw ontstaan. Voor die tijd werd heel anders naar besmettelijke ziektes gekeken. Wetenschappers vermoedden dat de oorzaak een combinatie was van ‘de gesteldheid van het lichaam’ en iets kwaadaardigs in de lucht dat zo nu en dan voorbijtrok en mensen aanstak.

Lees hier het volledige artikel.