Gemeenten tasten in het duister over het aantal Wmo-cliënten waarvoor zij op 1 januari verantwoordelijk worden. De gegevens die zij van het ministerie van VWS krijgen zijn onbetrouwbaar, onvolledig, onduidelijk en komen te laat. ‘Gemeenten kunnen daardoor onmogelijk een zachte landing garanderen voor de nieuwe Wmo’, stelt adviseur Tim Robbe.‘’
Robbe, eigenaar van Robbe & Partners, begeleidt zo’n 100 van de 402 gemeenten in Nederland bij de inkoop van de Wmo. Hij maakt zich grote zorgen over de uitvoering. Gemeenten krijgen in zijn ogen onvoldoende tijd en geld om de nieuwe Wmo, die 1 januari 2015 ingaat, op een fatsoenlijke manier uit te voeren.
Informatie CAK en Vektis tegenstrijdig
Belangrijkste probleem is volgens Robbe dat de informatie die gemeenten van het ministerie van VWS krijgen onbetrouwbaar, onduidelijk en onvolledig is voor zorginkoop. In de nieuwe Wmo worden gemeenten verantwoordelijk voor cliënten die nu nog in de AWBZ de functie begeleiding hebben. Met gegevens van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), het onderzoeksbureau Vektis (van zorgverzekeraars) en het Centraal administratiekantoor (CAK) zouden gemeenten precies moeten weten om hoeveel mensen het gaat en hoeveel zorg zij nodig hebben. De gegevens van Vektis en het CAK zijn echter tegenstrijdig. Ze variëren van 25 tot 75 procent over het aantal mensen dat begeleiding nodig heeft. ‘Het CAK komt in februari met nieuwe gegevens, terwijl gemeenten voor 1 oktober de contracten rond moeten hebben. Dat is niet mogelijk als gemeenten niet weten wie er zorg nodig hebben, welke zorg zij nodig hebben en hoeveel zorg zij nodig hebben. Het ministerie van VWS zit te slapen.’
Lees hier het volledige artikel.