Werknemers die in direct contact komen met jonge kinderen zouden door hun werkgever – periodiek herhaalde – vaccinatie tegen kinkhoest aangeboden moeten krijgen. Dit geldt voor mensen die werken in het ziekenhuis (bijvoorbeeld op de afdelingen pediatrie, neonatologie of spoedeisende hulp), maar ook voor werknemers in de kraamzorg, bij consultatiebureaus of in de kinderopvang.
Dit advies over kinkhoest maakt deel uit van een reeks adviezen over vaccinatie van werknemers. Vaccinatie van werknemers kan helpen om hen te beschermen wanneer ze op hun werk worden blootgesteld aan virussen en bacteriën. Soms loopt de werknemer zelf niet zoveel risico, maar kan hij wel derden besmetten, bijvoorbeeld kwetsbare patiënten of jonge kinderen. Ook dan kan vaccinatie uitkomst bieden. Op verzoek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontwikkelde de Gezondheidsraad in een eerder advies twee kaders waarmee werkgevers kunnen beoordelen wanneer vaccinatie aan te raden is: één om de gezondheid van werknemers te beschermen en één in het belang van derden.
Afweging per infectieziekte
Werkgevers moeten zich houden aan de Arbeidsomstandighedenwet, waarin staat dat zij verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde werkplek voor werknemers. Daarbij dient ook oog te zijn voor de bescherming van derden, zoals bij infectieziekten.
Om werkgevers te helpen bij de afweging of bij infectieziekten vaccinatie aan werknemers aangeboden zou moeten worden, heeft de Gezondheidsraad in een eerder advies daarvoor criteria ontwikkeld. Aan de hand van deze criteria is in het nu uitgebrachte advies vaccinatie van werknemers tegen kinkhoest onder de loep genomen.
Lees hier het volledige artikel.