De zogeheten dienstencheque waarmee dit kabinet de bezuiniging van 32 procent op huishoudelijke hulp wil verzachten, komt nog niet van de grond. Dat zeggen directeuren van enkele grote zorgaanbieders, samen goed voor een marktaandeel in de sector van zo’n 35 procent.
Wie huishoudelijke hulp wil via de dienstencheque moet ongeveer tien euro per uur zelf betalen. De gemeente legt zo’n 12,50 euro per uur bij. Om de subsidieregeling voor dit jaar en volgend jaar mogelijk te maken heeft staatssecretaris Van Rijn (PvdA, volksgezondheid) eind vorig jaar 190 miljoen vrijgemaakt. De cheque moet 19.000 banen redden.
Maar Zion Jongstra, directeur van marktleider TSN-Thuiszorg, betwijfelt of dat zal gebeuren. Op een totaal van 60.000 cliënten gebruiken er bij hem nu slechts 210 mensen de cheque. Nu deze cliënten de huishoudelijke hulp deels zelf moeten betalen, willen sommige cliënten bijvoorbeeld ineens minder uren.
Tien euro per uur te duur
Het aantal gebruikers van de dienstencheque zal vast nog stijgen, maar niet zo snel als staatssecretaris Van Rijn denkt, meent Jongstra. “Ik ben daar persoonlijk echt boos over. Hij maakte er eind vorig jaar, wat mij betreft, onterecht goede sier mee. Ruim driekwart van de mensen zit rond het bijstandsniveau. Die kunnen die tien euro per uur niet betalen. Dit is bedoeld voor de mensen die dat wel kunnen betalen. Maar die groep groeit niet zo snel als de groep medewerkers die nu hun baan dreigen te verliezen en die er baat bij hebben.”
Het is niet zo dat gemeenten geen brood zien in de regeling. Eind vorig jaar hebben ze massaal de vereiste plannen voor de besteding van de gelden ingediend bij de ministeries van volksgezondheid en sociale zaken. Maar de uitwerking laat nog op zich wachten. In de hele Randstad heeft marktleider TSN-Thuiszorg nu bijvoorbeeld niemand aan het werk op basis van de dienstencheque.
Lees hier het volledige artikel.