Op 10 april, internationale broers- en zussendag, presenteert het Nederlands Jeugdinstituut de resultaten van een onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van broers en zussen (‘brussen’) van zorgkinderen en -volwassenen. Onderzoek wijst uit dat 60% van alle ondervraagde brussen niet weet waar ze terecht kunnen voor ondersteuning. De helft (49%) van de brussen vindt dat er onvoldoende ondersteuning beschikbaar is. Terwijl 88% van de respondenten zou verwachten dat brussenondersteuning laagdrempelig en in iedere regio beschikbaar is. Ook de toekomst van hun zorgintensieve broer of zus is een bron van zorg: 89% wil hierin meer inspraak. De quickscan gaat uitgebreid in op ervaringen en de noodzaak om brussen goed te ondersteunen.
Opvallende resultaten
Onderzoeker Krista Okma: ‘Opvallend aan het rapport is dat alle brussen vooral behoefte hebben aan contact met lotgenoten (76%), en hun ouders en naasten (42%). Vaak is er wel een professional nodig die daar de eerste aanzet toe geeft, maar uiteindelijk hoeft dit helemaal niet kostbaar te zijn. Denk aan een georganiseerde brusjesgroep, waardoor brussen elkaar ook buiten de groep om weten te vinden, of het geven van concrete handvatten aan ouders en naasten waarmee zij de brussen zelf kunnen steunen.’
De puberteit blijkt bij uitstek een periode waarin brussen behoefte hebben aan steun: ze vergelijken zich meer met hun leeftijdsgenootjes, en bij het zoeken naar hun identiteit worden zij zich steeds bewuster van de afwijkende situatie met hun broer of zus. Brussen begrijpen dat hun zorgintensieve broer of zus veel vraagt, maar ervaren dit tegelijkertijd als oneerlijk. Dit onderstreept opnieuw*) het belang van goede ondersteuning van ouders, bijvoorbeeld door middel van een oppas of een logeerhuis voor het zorgintensieve kind.
Lees hier het volledige artikel.