Bètablokkers zijn medicijnen die het hart ontlasten. Artsen schrijven ze meestal voor bij mensen met hart- en vaatziekten, maar soms ook tegen migraine en een te snelle schildklierwerking.
Welke bètablokkers zijn er?
Er zijn twee soorten bètablokkers: selectieve en niet-selectieve.
- Selectieve bètablokkers, zoals acebutolol, atenotol, betaxolol, bisoprolol en metoprolol, werken vooral op het hart en de bloedvaten.
- Niet-selectieve bètablokkers hebben ook invloed op de andere orgaansystemen, zoals hersenen en spieren. Voorbeelden van niet-selectieve bètablokkers zijn labetalol, pindolol, propranolol, sotalol en timolol.
Wat doen bètablokkers met je lichaam?
Bètablokkers werken in op de drie stresshormonen: adrenaline, noradrenaline en cortisol. Deze stoffen komen voornamelijk vrij tijdens stress, emotie en inspanning. Bètablokkers gaan de receptoren van deze hormonen blokkeren, zodat ze hun functie niet meer kunnen vervullen. Het gevolg is dat de bloeddruk en de hartslag dalen, het hart zal minder bloed rondpompen en de stofwisseling vertraagt. Je lichaam zal minder energie leveren en dus tot rust komen.
Lees hier het volledige artikel.