Bij een gastroscopie bekijkt de arts de binnenbekleding van de slokdarm, de maag en het eerste deel van de twaalfvingerige darm. Hij doet dit door een flexibele slang – de gastroscoop – het lichaam van de patiënt in te brengen. Door deze gastroscoop kan de arts in de darm kijken. Hij doet dit om eventuele afwijkingen op te sporen of juist uit te sluiten.
Men kan via hetzelfde instrument verschillende onderzoeken uitvoeren:
oesofagoscopie : het bekijken van de binnenzijde van de slokdarm;
gastroscopie : het bekijken van de binnenzijde van de maag;
duodenoscopie : het bekijken van de binnenzijde van de twaalfvingerige darm.
Hoe verloopt dit onderzoek?
De gastroscoop die via de keel van de patiënt de slokdarm ingebracht wordt, is soepel en bestuurbaar. Om het instrument te beschermen plaatst een verpleegkundige een ring tussen de kaken van de patiënt. Door deze ring gaat de gastroscoop de keel in.
Doordat de patiënt de flexibele slang als het ware inslikt, komt deze gemakkelijk in de slokdarm terecht. Vanaf dit punt bestuurt de arts de gastroscoop verder.
Door via de gastroscoop lucht in te blazen, ontplooien de slokdarm, maag en twaalfvingerige darm zich. Hierdoor zijn ze beter te bekijken. Een minder fijn gevolg van het inblazen van lucht is, dat de patiënt last kan krijgen van opboeren. Wanneer nodig neemt de arts tijdens de gastroscopie stukjes weefsel weg. Naderhand worden deze in het laboratorium onder de microscoop onderzocht. Van het nemen van deze monsters merkt de patiënt meestal niets.
Lees hier het volledige artikel.