Met behulp van gevalideerde vragenlijsten voor stereotiep gedrag, depressieve symptomen en apathie kan goed onderscheid worden gemaakt tussen mensen met de gedragsvariant van frontotemporale dementie (gvFTD) en die met psychiatrische aandoeningen.
Dat is belangrijk, want de helft van patiënten met deze vorm van dementie krijgt ten onrechte een psychiatrische diagnose. Dat is een van de conclusies uit het proefschrift van neuroloog in opleiding Jort Vijverberg. Hij promoveerde 22 september bij VUmc.
Voor neurologen en psychiaters is het soms lastig onderscheid te maken tussen een vorm van dementie die begint met gedragsveranderingen – zoals de gedragsvariant van frontotemporale dementie (gvFTD) – en enkele psychiatrische stoornissen zoals een depressie, bipolaire stoornis of schizofrenie. Veel symptomen – zoals verlies van motivatie en verlies van empathie of sympathie – die bij beide aandoeningen voorkomen lijken erg op elkaar.
Bovendien ontbreekt, voornamelijk in de psychiatrie, de mogelijkheid tot hoog specifiek aanvullend onderzoek. Denk daarbij aan een hersenscan of afwijkende eiwitten in het hersenvocht. Als gevolg daarvan krijgt een relatief hoog percentage (50%) van de patiënten met deze vorm van dementie, gvFTD, ten onrechte een psychiatrische diagnose.
Lees hier het volledige artikel.