Voorzorgsmaatregel bij onderzoek contrastvloeistof overbodig. Achterwege laten behandeling kan miljoenen euro’s besparen en onnodige complicaties voorkomen.
In tegenstelling tot wat internationale richtlijnen al jarenlang voorschrijven blijkt preventieve toediening van vocht voor bescherming van de nieren bij een onderzoek met contrastvloeistof geen toegevoegde waarde te hebben. Sterker nog, in sommige gevallen kleven er zelfs nadelen aan.
Uit onderzoek van het Maastricht UMC+ blijkt dat het achterwege laten van vochttoediening via een infuus bij mensen met een verminderde nierfunctie complicaties kan voorkomen en miljoenen euro’s aan zorgkosten kan besparen. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in het toonaangevende wetenschappelijk tijdschrift The Lancet.
Wereldwijd worden jaarlijks zo’n 75 miljoen onderzoeken gedaan met behulp van jodiumhoudende contrastvloeistof die via de bloedvaten wordt toegediend. Denk bijvoorbeeld aan het maken van een CT-scan of een angiografie (een röntgenfoto van hart en bloedvaten) voor het stellen van een diagnose. Deze contrastmiddelen kunnen bij sommige mensen lijden tot acute daling van de nierfunctie (zogeheten contrast-induced nephropathy). Mensen die al een verslechterde nierfunctie hebben, lopen een verhoogd risico. Het gaat dan om zo’n tien procent van de algehele bevolking.
Internationale richtlijnen
Om eventuele schade tot een minimum te beperken, krijgt de risicogroep bij een onderzoek met contrastvloeistof extra vocht toegediend via een infuus. Patiënten moeten daar een dag tot meerdere dagen voor worden opgenomen in het ziekenhuis. Een werkwijze die is beschreven in internationale richtlijnen en in Nederland al zes jaar als zodanig wordt toegepast. Dit brengt echter een extra belasting voor patiënt en ziekenhuis met zich mee en een verhoging van de zorgkosten van naar schatting 50 tot 100 miljoen euro per jaar in Nederland alleen al.
Lees hier het volledige artikel.