De leeftijd waarop iemand recht heeft op een AOW-uitkering, gaat vanaf 2013 geleidelijk omhoog. Het kabinet-Rutte-Asscher wil de AOW-leeftijd verhogen naar 66 jaar in 2018 en 67 in 2021. Dit is nodig omdat steeds minder werkenden de kosten voor de AOW dragen.
Stapsgewijze verhoging vanaf 2013
Vanaf 2013 tot 2018 wordt de ingangsdatum van de AOW-uitkering steeds met één tot enkele maanden verhoogd. In 2018 is de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar. Dat loopt geleidelijk verder op, tot 67 jaar in 2021. Wie door de verhoging van de AOW-leeftijd tijdelijk niet genoeg inkomen heeft, komt mogelijk in aanmerking voor bijstand.
Oplopende kosten, minder AOW-premiebetalers
Door de vergrijzing neemt het aantal 65-plussers toe met ongeveer 2 miljoen terwijl het aantal mensen dat kan werken (beroepsbevolking) afneemt met 1 miljoen. Nu staan er tegenover elke AOW’er 4 werkenden. In 2040 is dat gedaald tot 2 werkenden. Dit betekent dat de kosten door minder mensen moeten worden opgebracht. Terwijl de kosten van de AOW naar verwachting oplopen van € 30 miljard nu tot ongeveer € 50 miljard in 2040.
Al bij de invoering van de AOW in 1957 voorzag de toenmalige minister van Sociale Zaken een verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regering heeft destijds dan ook geen garantie gegeven dat de AOW-leeftijd altijd 65 jaar zou blijven.