Verdubbeling van gebruik nieuwe antistollingsmiddelen

Nederlandse openbare apotheken verstrekten in 2015 aan ruim 4,4 miljoen inwoners een geneesmiddel dat hoort tot de groep CVRM-middelen. Dat zijn er ruim 50.000 meer (+1,5%) dan in 2014. Gebruikscijfers van deze middelen vertonen een stabiel beeld. De antistollingsmiddelen vormen daarop een uitzondering. (#SFK) # Stichting Farmaceutische Kengetallen.  

Cardiovasculair risicomanagement (CVRM) richt zich op het voorkomen van hart- en vaatziekten. Voor de aanduiding van de groep geneesmiddelen die daarbij kunnen worden ingezet, hanteert de SFK een min of meer arbitraire definitie op ATC2-niveau: antistollingsmiddelen (B01), hartmiddelen (C01), cholesterolverlagers (C10) en middelen tegen hoge bloeddruk. De laatstgenoemde groep omvat plasmiddelen (C03), bètablokkers (C07), calciumantagonisten (C08), RAAS–remmers (C09) en specifieke antihypertensiva (C02).
Evenals de groei van het aantal gebruikers van deze medicatie, is ook de hoeveelheid verstrekte geneesmiddelen in deze groep, uitgedrukt in standaarddagdoseringen (DDD), met 1,5% gestegen. Hiermee blijft de toename van het gebruik van CVRM-medicatie in DDD’s achter bij de gemiddelde stijging van het geneesmiddelgebruik, die in 2015 uitkwam op 2,6%.

Ontwikkelingen
De gebruikscijfers van de CVRM-middelen vertonen in het algemeen een tamelijk stabiel beeld, maar binnen de antistollingsmiddelen doen zich vermeldenswaardige ontwikkelingen voor. Zo is in 2015 – in lijn met de cijfers over vorige jaren – het gebruik van de nieuwe antistollingsmiddelen, oftewel de ‘directe orale anticoagulantia’ (DOAC), fors toegenomen. Er is sprake van een verdubbeling in een jaar tijd.

Lees hier het volledige artikel.