Gevonden afwijkingen verhogen kans op effectieve behandeling.
Mensen met het Lynch syndroom hebben een verhoogde kans op het krijgen van dikkedarm- en baarmoederkanker, maar ook andere vormen komen vaker voor. Onderzoek van het Radboudumc laat zien dat veel van deze en andere types tumoren specifieke afwijkingen in het DNA bevatten. Dat maakt ze gevoelig voor behandeling met immuuntherapie.
Mensen met het Lynch syndroom hebben genetische aanleg voor het krijgen van kanker. Meestal gaat het om dikkedarm- en baarmoederkanker, maar ook andere tumoren komen vaker voor bij deze erfelijke aandoening. Naar schatting hebben veertig- tot vijftigduizend Nederlanders het Lynch syndroom.
Door specifieke afwijkingen in het DNA van de dikkedarm- en baarmoedertumoren bij patiënten met het Lynch syndroom zijn deze vormen van kanker heel gevoelig voor immuuntherapie. Maar hoe zit dat bij andere vormen van kanker? Onderzoekers van de afdelingen Genetica en Pathologie van het Radboudumc brachten in kaart hoe vaak tumoren buiten de dikke darm of baarmoeder voorkomen bij mensen met het Lynch syndroom. Verder gingen ze op zoek naar de specifieke DNA-afwijkingen bij deze vormen van kanker.
Lees hier het volledige artikel.