Een oudere dame met broze gezondheid is op bezoek in België en komt daar ten val. Ze breekt haar bekken en haar rechter sleutelbeen. Haar linker pols functioneerde al slecht door een eerdere operatie. Ze brengt enkele dagen door in een Vlaams ziekenhuis. De bekkenbreuk is stabiel. Ze mag van de Belgische artsen naar huis en van daar uit op geleide van de pijn mobiliseren.
Met veel thuiszorg ligt ze redelijk comfortabel in een bed in de woonkamer. Maar mobiliseren is lastig als je geen krukken kunt gebruiken door je slechte pols en gebroken sleutelbeen.
Revalidatie-opname
Samen met patiënte en haar echtgenoot besluiten we dat een korte revalidatie-opname in het verpleeghuis een goed idee zou zijn. Ik overleg telefonisch met de traumatoloog in ons regionale ziekenhuis die -pro deo- de Belgische foto’s nog eens beoordeelt. Hij bevestigt: Het ziekenhuis heeft haar niets te bieden en thuis fatsoenlijk weer op de been komen, dat wordt lastig. Ze is een goede kandidate voor geriatrische revalidatie in het verpleeghuis.
Telefonische kruistocht
Ik bel de Specialist Ouderengeneeskunde. Hij wil patiënte graag opnemen. En hij heeft een bed beschikbaar. Ik hoef alleen nog maar even de opname aan te melden bij Zorgbemiddeling. Hier begint mijn telefonische kruistocht. Lees, denk er de eindeloze keuzemenu’s bij en huiver.
Het Zorgbemiddelingsbureau van de Zorgorganisatie die het Verpleeghuis beheert:
Nee, dokter. Dat kan niet. Korte opnames in een verpleeghuis moeten tegenwoordig via het ziekenhuis. O, u heeft al een chirurg gesproken? Dan kan die vást wat regelen!
De Chirurg, 1:
Tuurlijk joh. Onzin om dat vrouwtje bij ons op te nemen! Ik regel wel wat op papier. Ik moet er een DBC aan hangen, geloof ik. Komt goed.
De Chirurg, 2:
Sorry, collega, ik heb voor mijn beurt gesproken. Zonder opname in ons ziekenhuis kan onze transferverpleegkundige helemaal niets. Maar ze zegt dat je het Zorgkantoor van de Zorgverzekeraar even moet bellen. Die gaan daarover.
Het Zorgkantoor van de Zorgverzekeraar:
Nee, dokter, als er geen ziekenhuisopname is geweest moet het CIZ een indicatie stellen. Dus wij kunnen daar, helaas, helaas, niets mee. Maar als u het CIZ belt kan het vaak wel snel, hoor. Dan worden de papieren achteraf geregeld. Sorry dat ik u niet verder kan helpen.
Het CIZ:
Een kortdurende opname in het verpleeghuis? Maar dat zit niet meer in de AWBZ, hè. Dat zit tegenwoordig in de basisverzekering. Dus daar gaan wij niet over. Daar moet haar zorgverzekeraar toestemming voor geven. Nee, ha,ha,ha. Niet het Zorgkantoor. De Zorgverzekeraar.
De Zorgverzekeraar, 1.
Verpleeghuis? Maar dan moet u bij het CIZ zijn. Toch? Niet bij een kortdurende opname? Hoe bedoelt u? Momentje, ik ga even overleggen… Weet u wat, zal ik u straks even terugbellen?
De Zorgverzekeraar, 2.
Ja, inderdaad, dat hoort tegenwoordig bij ons. In welk ziekenhuis is ze opgenomen? Niet opgenomen? Dat moet eerst wel, hoor! Er is wel een website. Daar kunt u misschien kijken voor de uitzonderingen. Wacht, ik geef u het rechtstreekse nummer van onze Relatiebeheerder Ziekenhuizen. Die weet er vast meer van. Maar ja het is vrijdag hè en kwart voor vijf. Ik denk niet dat hij er nog is, hoor! Ik geef u ook zijn e-mail adres, kunt u hem vast een mailtje sturen, voor maandag! Fijne dag nog en prettig weekend!
De Relatiebeheerder Ziekenhuizen van de Zorgverzekeraar, 1:
U bent verbonden met Zorgverzekeraar X. Dit gesprek kost 10 eurocent per minuut, plus eventueel de kosten van uw mobiele telefoon. Om u zo goed mogelijk van dienst te zijn, vragen wij u het volgende keuzemenu helemaal af te luisteren en uw burgerservicenummer…
De Relatiebeheerder Ziekenhuizen van de Zorgverzekeraar, 2:
Dit is de voicemail van de Relatiebeheerder Ziekenhuizen van Zorgverzekeraar X. Spreekt u na de toon…
De Relatiebeheerder Ziekenhuizen van de Zorgverzekeraar, 3:
Ik stuur een mail. Dat de tijd begint te dringen. De stuit wordt rood en de thuiszorg vertrouwt het kuchje niet. Graag per ommegaande contact.
Dat was vorige week.
Verzekeraarsregie
Nog niet zo heel lang geleden was een opname als deze in een paar minuten geregeld. Huisarts overlegt met chirurg, belt met verpleeghuisarts en verpleeghuisarts geeft zijn personeel de opdracht de opname te regelen. Klaar.
Maar de wurggreep van de zorgverzekeraarsregie begint voelbaar te worden in de dagelijkse dokterspraktijk.
Iedere leek snapt dat een korte verpleeghuisopname voor deze patiënte belangrijk is. En dat zo’n opname in een beschaafd land met een verplichte zorgverzekering en een fatsoenlijke regeling voor onverzekerbare zorgkosten linksom of rechtsom vergoed hoort te worden. Sterker, niemand van de instanties die ik aan de lijn kreeg betwistte de zin en noodzaak van deze opname. Begrip, medeleven en hulpvaardigheid spatten bij alle instanties uit de telefoonhoorn.
De betonnen muur van de bureaucratie is tegenwoordig gecapitonneerd met het zachte rubber van de-escalerende gesprekstechnieken. Hoe goed je ook je best doet, je krijgt geen enkele kans meer om een nurkse klerk eens een flinke verbale veeg uit de pan te geven.
Politiek
Dat zorgverzekeraars de moeilijke taak hebben gekregen om de zorg te regisseren is een politieke beslissing geweest. Daar zullen we het mee moeten doen. Maar als regelgeving gezond verstand in de weg gaat staan wordt een belangrijke grens overschreden.
Als huisarts en specialist het eens zijn dat een patiënt een behandeling moet ondergaan, moeten administratieve krachten terug in hun mand. Af! Jullie moeten faciliteren, niet saboteren!
Het is mijn prachtige vak om mensen beter te maken. Wie daarvoor gaat betalen bepaalt uiteindelijk de politiek, maar als daarover onduidelijkheid ontstaat mag de individuele patiënt daar nimmer de dupe van worden. En dat is wel wat hier gebeurt.
Een collega suggereerde om mijn patiënte dan maar – desnoods alleen op papier- twee dagen in het ziekenhuis op te laten nemen. Misschien wel de makkelijkste oplossing. Maar in een tijd waarin verzekeraars zorgfraude hebben aangemerkt als belangrijke oorzaak van hoge zorgkosten misschien niet zo handig. Voor je het weet sta je als graaier op de voorpagina van de Telegraaf.
Bron: artsennet