Stamcellen uit het vetweefsel van patiënten die een niertransplantatie moeten ondergaan, blijken geschikt om afweerremmende medicatie van te maken. Op deze manier leveren nierpatiënten zelf de ingrediënten van de medicatie die ervoor moet zorgen dat hun donornier niet wordt afgestoten. Ook andere patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, kunnen gebruik maken van therapie met stamcellen uit hun eigen vetweefsel.
Dit blijkt uit onderzoek van Marieke Roemeling-Van Rhijn, die woensdag 28 mei promoveert aan de Erasmus Universiteit. Roemeling-Van Rhijn onderzocht de afgelopen jaren het effect van zogeheten mesenchymale Stam- of Stromale Cellen (MSC). Dat zijn nog niet uitgerijpte cellen die kunnen differentiëren in onder andere bot- en vetcellen. Uit eerder onderzoek was al duidelijk dat deze cellen in staat zijn de afweerreactie te remmen, hetgeen het interessant maakte om te bestuderen of deze cellen kunnen dienen als therapie bij mensen die een orgaantransplantatie moeten ondergaan.
De cellen die Roemeling-Van Rhijn onderzocht, worden gevonden in vetweefsel en het beenmerg. Ze blijken inderdaad de afweerreactie te onderdrukken. Al blijkt uit haar onderzoek wel dat als de stamcellen niet van de patiënt zelf zijn, daar een afweerreactie op kan ontstaan.
De belangrijkste ontdekking is dan ook dat stamcellen die zijn gewonnen uit het eigen vetweefsel van de patiënt, geschikt zijn om de afweerreactie te onderdrukken. Vetweefsel kan gemakkelijk en veilig via een mini-liposuctie aan het lichaam worden onttrokken. Al duurt dan nog wel enkele weken voordat er in het laboratorium voldoende stamcellen zijn opgekweekt voor de therapie. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, aangezien niertransplantaties vaak al ruim van te voren kunnen worden voorzien.
Lees hier het volledige artikel.