Wandelen, fietsen, hardlopen of tuinieren; ouderen die veel bewegen hebben een betere kwaliteit zenuwbundels dan leeftijdgenoten die minder bewegen. Ook blijkt beweging het meest effect te hebben op het voorste deel van de hersenen, dat onder meer zorgt voor keuzes maken, vooruitdenken en handelen. Dat concluderen neurologen van het UMC St Radboud na bestudering van 440 MRI-scans. De resultaten zijn vannacht gepubliceerd in Neurology®, the medical journal of the American Academy of Neurology.
Artsen vermoeden al langer dat beweging beschermt tegen geheugenverlies en andere cognitieve stoornissen later in het leven, maar tot nu toe is niet bekend hoe dat komt. Neurologen van het UMC St Radboud tonen nu voor het eerst aan dat mensen die meer bewegen een hogere kwaliteit witte stof in de hersenen hebben. Deze witte stof bestaat uit zenuwbundels van miljoenen vezels die verschillende hersengebieden met elkaar verbinden, zoals het gebied dat een obstakel signaleert met het gebied dat opdracht geeft te gaan lopen of het gebied voor herinneringen met dat van de spraak.
Grootste effect op voorste deel hersenen
De Nijmeegse neurologen volgen sinds 2006 een groep van 503 patiënten die een TIA of een beroerte hebben gehad. De patiënten, allen tussen de 50 en 85 jaar, zijn onderzocht met een speciale MRI. Ook vulden ze vragenlijsten in, onder meer over hun bewegingspatroon, opleiding, sociale positie en ziektegeschiedenis. Onderzoeksleider en neuroloog Frank Erik de Leeuw: ‘We vonden dat mensen die meer bewegen, gemiddeld een betere kwaliteit witte stof in de hersenen hadden. Opvallend was ook dat lichamelijke inspanning het meest effect bleek te hebben op het voorste deel van de hersenen. Daar zit de frontaal kwab, verantwoordelijk voor keuzes maken, vooruit denken, beheersing van impulsen en het initiëren van handelingen, zowel op cognitief als motorisch vlak. We weten niet waarom die lichamelijke inspanning juist voorin de hersenen effect heeft. Wel weten we dat als oudere mensen traag gaan spreken of langzamer gaan lopen dit gebied vaak aangetast is. Wat logisch is, want daar lopen juist veel zenuwbanen die bij zulke functies geactiveerd moeten worden.’
De neurologen stelden de mate en effect van beweging vast volgens een internationaal geaccepteerde methode, waarbij men punten krijgt per type activiteit. Op basis van het behaalde aantal punten werden vier groepen onderscheiden. De eerste groep bewoog gemiddeld dagelijks een uur, de laatste twee tot drie uur.
Speciale MRI
Tot een paar jaar terug werd de kwaliteit van de witte stof alleen gemeten met ‘gewone’ MRI scans. Op die scans is aan vlekjes te zien waar de zenuwbundels zijn beschadigd. De Nijmeegse neurologen maakten tijdens hun onderzoek gebruik van relatief nieuwe technieken waaronder Diffusie-tensor Imaging (DTI). Hiermee kan naar de mate van beschadiging binnen de ‘vlekjes’ worden gekeken en zo de kwaliteit van die verbindende bundels worden bepaald. Daarnaast konden de neurologen met de DTI scan ook lichte tot hele lichte aantastingen zien in gebieden van de hersenen die er op een ‘gewone’ MRI helemaal normaal uitzagen.
Vervolgonderzoek
De Nijmeegse neurologen gaan op korte termijn, met een VIDI subsidie van ZonMW, van start met vervolgonderzoek naar de vraag of microbeschadigingen van de zenuwbundels ook voorspellend kunnen zijn voor het ontstaan van dementie of bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson.
Bron: UMC St. Radboud