Een kwart van de mensen met een genetische afwijking waarbij een stuk DNA van chromosoom 22 ontbreekt krijgt schizofrenie. Maar vóór ze hun eerste psychose ontwikkelen, dáált bij deze patiënten al vanaf de vroege adolescentie het IQ.
Dat blijkt uit internationaal onderzoek gecoördineerd door het UMC Utrecht. Het is deze maand gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift JAMA Psychiatry. De studie is het grootste onderzoek naar IQ-ontwikkeling bij mensen met het zogenaamde ‘22q11.2 deletiesyndroom’ (22q11DS) tot op heden.
Achthonderd kinderen
In de studie zijn de IQ-gegevens vanaf de leeftijd van 8 jaar van meer dan achthonderd patiënten met de genetische afwijking onderzocht. De kinderen waren afkomstig van verschillende internationale centra. Kinderen met de grootste daling van het IQ liepen het meeste risico om later in hun leven schizofrenie of aanverwante psychotische stoornissen te krijgen. In deze studie was het risico op het ontwikkelen van een psychotische stoornis bij kinderen met een IQ-daling meer dan twee maal zo hoog als de kinderen zonder een IQ-daling. Als de bevindingen geëxtrapoleerd worden naar de groep 22q11DS kinderen in de populatie, suggereert deze studie dat een kind met 22q11DS die een excessieve IQ daling laat zien tijdens de (vroege) adolescentie niet 25% maar 50% risico heeft op het ontwikkelen van een psychose. De bevinding is belangrijk voor mensen met 22q11DS omdat daarmee bij deze patiënten schizofrenie in principe veel eerder op te sporen is.
Lees hier het volledige artikel.