Ruzie over aanpak trombose dupeert patiënt

De trombosedienst is niet meer nodig, stelt een nieuwe zorgaanbieder. Maar de grootste trombosedienst bestrijdt dit. De nieuwkomer zou minder kwaliteit leveren.

Rattengif is het, letterlijk rattengif. En het wordt door bijna een half miljoen mensen in Nederland geslikt: hartpatiënten en mensen met trombose. Dagelijks slikken zij antistollingsmiddelen, in de volksmond bloedverdunners, om bijvoorbeeld bloedproppen in aderen te voorkomen of de kans op een beroerte bij hartritmestoornissen te verminderen.
De medicijnen zorgen ervoor dat het bloed minder snel stolt. Maar het moet ook weer niet te weinig stollen, dat is gevaarlijk. Daarom is het van groot belang de bloedwaarden in de gaten te houden van de mensen die deze medicijnen gebruiken. Dat is de traditionele functie van een trombosedienst: bloed prikken en de gegevens uitlezen in een lab. In Nederland bestaat een fijnmazige infrastructuur van regionale trombosediensten. Volgens kenners uniek in de wereld.
Maar die wereld verandert razendsnel. Zelf bloedverdunningswaarden meten is tegenwoordig makkelijk en betrouwbaar, waardoor patiënten niet meer naar de trombosediensten hoeven. En sinds een paar jaar is er een nieuwe generatie medicijnen op de markt, NOAC’s genoemd. „En dat is geen rattengif”, zegt internist-vasculair geneeskundige Sabine Pinedo. „De nieuwe generatie middelen is beter, er zijn minder hersenbloedingen dan met de oude middelen.” Het grootste verschil zit niet in de giftigheid, maar in de rechtstreekse werking van het middel. Het werkt zo doelgericht dat controle van de stollingstijd van het bloed niet meer nodig is. Kortom, de trombosedienst is overbodig.
Lees hier het volledige artikel.