Het wetsvoorstel dat de langdurige zorg vanaf 2015 regelt, leidt tot onduidelijkheid en een verminderde rechtsbescherming van mensen die zorg nodig hebben. Ook de omschrijving van de zorgplicht voor mantelzorgers in het wetsvoorstel leidt tot problemen voor burgers. Dat concludeert de Raad voor de rechtspraak in een advies over de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo.
Het huidige wetsvoorstel voor een nieuwe Wmo met persoonlijke ondersteuning en verzorging, kraakt in zijn voegen. De Raad voor de rechtspraak bekritiseert in haar advies de beleidsvrijheid van gemeenten bij de uitvoering van de langdurige zorg. Deze leidt tot rechtsongelijkheid van mensen die zorg nodig hebben. ‘De ene gemeente kan een voorziening toewijzen, terwijl een andere gemeente dat in een soortgelijk geval kan afwijzen.’
Advies
De Raad voor de rechtspraak heeft een advies geschreven over het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Als het parlement akkoord gaat, wordt met ingang van 2015 de huidige Wmo aangevuld met langdurige zorg. Aanspraken op extramurale zorg, begeleiding en dagbesteding van langdurig zieken, in de huidige AWBZ, vervallen dan. De budgetten worden van de rijksoverheid overgeheveld naar gemeenten.
Onderzoek
Anders dan in de AWBZ wordt in de nieuwe WMO een verzoek om zorg niet gestart met een aanvraag, maar met een melding gevolgd door een onderzoek. De Raad voor de rechtspraak wijst erop dat er geen rechtsmiddelen zijn voor de burger als de gemeente niet tijdig het onderzoek afrondt. Niet duidelijk is dat de zorgvrager bij een negatief onderzoeksresultaat in het geweer kan komen en wel degelijk toch een aanvraag kan indienen voor zorg. De formele status is van het gemeentelijke onderzoek is niet helder, aldus de Raad.
Echtgenoten
Bovendien is de positie van de mantelzorger niet goed geregeld volgens de Raad. In het wetsvoorstel staat “gebruikelijke hulp” omschreven als “hulp die naar algemene opvattingen in redelijkheid verwacht mag worden van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten”. De Raad wijst erop dat wettelijk gezien alleen echtgenoten elkaar hulp en bijstand verschuldigd zijn. Als de overheid wil dat er een ruimere wettelijke zorgplicht komt, dan zou dit volgens de Raad in de wet moeten worden omschreven wie dit betreft: ‘Als bijvoorbeeld inwonende kinderen weigeren een zorgbehoevende ouder te helpen, kan deze ouder een voorziening door de gemeente worden geweigerd, terwijl de ouder de hulp van zijn kinderen niet kan afdwingen.’
Bron: Zorgvisie