Prinsjesdag precies vijf jaar geleden vermeldde koning Willem-Alexander in de troonrede dat de ‘klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving.’ Dat heeft een grote verandering teweeg gebracht.
Taken zijn overgeheveld naar gemeenten en burgers zouden met steun van de gemeente meer een beroep op elkaar kunnen doen. Echter: er komt niet veel terecht van dit streven. Het is voor hulpbehoevenden, zoals chronisch zieken of kwetsbare ouderen, bijna onmogelijk om een beroep te doen op hun eigen omgeving.
Dat blijkt uit een meerjarig onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek naar de gevolgen van decentralisatie van zorg naar de gemeenten. Ze analyseerden beleid, observeerden ruim honderd ‘keukentafelgesprekken’ en interviewden professionals en cliënten.
Tevergeefs beroep op eigen netwerk
Burgers vinden het wel prettig dat de gemeente bij hen thuis komt voor het keukentafelgesprek. Daarin komt altijd de inzet van het eigen sociale netwerk ter sprake. Maar in veel gevallen heeft de betrokkene eerst een beroep gedaan op de omgeving voordat hij aanklopt bij de gemeente om hulp. Soms heeft de cliënt helemaal geen netwerk. In andere gevallen is daar al eerder, maar zonder succes, een beroep op gedaan. Mensen zijn bovendien terughoudend om familie en vrienden te betrekken bij hun problemen, omdat ze zich van hen niet afhankelijk willen voelen.
Nadruk op zelfredzaamheid vergroot ongelijkheid
De onderzoekers concluderen dat overheidsbeleid er ten onrechte van uit gaat ‘dat alle mensen aan te spreken zijn op eigen kracht en en dat er anders wel hulp is vanuit de sociale contacten’. De nadruk op zelfredzaamheid vergroot ook de ongelijkheid, want mensen met voldoende eigen vermogen en hoogopgeleiden kunnen vaak wel zelf hun hulp kunnen regelen en betalen. Armere hulpbehoevenden worden daarentegen geacht een beroep te doen op de omgeving.
Lees hier het volledige artikel.