Toen ik voor het eerst van de term participatiemaatschappij hoorde, was ik verbaasd. Vooral toen ik hoorde in welk kader die term gebruikt wordt: burgers moeten gestimuleerd worden om hun bijdrage aan de maatschappij te leveren. Doen ze dat al niet in ruime mate? Het beeld van burgers die achteroverleunen en wachten totdat de overheid of professionals hun zaken regelen klopt helemaal niet met wat ik dagelijks zie in mijn omgeving.
Ik besloot op onderzoek uit te gaan door een aantal mensen te interviewen. Burgers die, soms al decennialang, zich uren per week op vrijwillige basis inzetten ten behoeve van het welzijn en welbevinden van henzelf en hun omgeving. Wat zijn dat voor mensen? Wat beweegt hen? Ik besloot niet alleen mensen uit dorpen te interviewen, maar ook mensen uit een stad. Zijn er overeenkomsten te ontdekken of verschillen ze juist veel van elkaar?
Ik sprak met beheerders van een harmoniegebouw en voorzitters van een leefbaarheidsteam en een buurtpreventieteam. En ook met bestuursleden van een dorpsoverleg en een wijksteunpunt. Hun overeenkomsten: Ze leveren 100% onbetaalde inzet. Ze hebben allen een goed beeld van de waarde van hun inzet voor de groep waarvoor ze het doen en voelen zich daarmee verbonden. Ze hebben het doel goed op het netvlies staan. Ze hebben het gevoel dat ze kunnen leveren wat nodig is en hebben de behoefte om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ze kunnen benoemen wat ze er individueel mee opschieten, wat meestal zit in zichzelf nuttig maken voor de samenleving en er een groter netwerk aan over houden. En ze weten altijd mensen te mobiliseren en te enthousiasmeren om samen iets voor elkaar te krijgen.
Voor gemeenten zijn deze motortjes goud waard. Ze zijn het cement van een dorp of een stad die het verdienen om gefaciliteerd worden.
Lees hier het volledige artikel van Leonie Reumers, orthopedagoog