Toepassing van het overgangsrecht in de Wmo verplicht gemeenten niet tot het betalen van een vast tarief. De huidige AWBZ-indicatie bepaalt alleen het aantal uren zorg waar een cliënt aanspraak op kan maken, niet de aard en intensiteit van de zorg. Gemeenten zijn daarom ook onder het overgangsrecht vrij om te bepalen wat ‘passende’ zorg is.
Ook mogen gemeenten bij zorgaanbieders boetes in rekening brengen voor foutieve declaraties en facturen. Dat heeft de voorzieningenrechter in Arnhem bepaald in een kort geding van zorgaanbieder Carinova tegen acht gemeenten. Carinova stapte in september naar de rechter om de tarieven voor begeleiding en dagbesteding aan te vechten. Deze vallen lager uit dan onder het huidige AWBZ-regime, omdat de gemeenten hhebben gekozen voor een lagere classificatie van de zorgactiviteiten.
Volgens Carinova zijn deze tarieven onvoldoende om het huidige aantal uren en dezelfde kwaliteit te blijven leveren, terwijl het overgangsrecht juist in het leven is geroepen om te voorkomen dat cliënten er bij de overgang naar de Wmo op achteruit gaan.
Passende zorg
Volgens de voorzieningenrechter lijdt het geen twijfel dat de regeling cliënten een op hun huidige AWBZ-indicatie toegesneden aantal zorguren garandeert. Maar dit betekent niet dat de zorg ook op exact dezelfde wijze als vóór 1 januari 2015 geleverd moet worden, zo stelt de rechter. Na de inwerkingtreding van de Wmo zijn gemeenten slechts verplicht om die zorg te verlenen die ze ‘passend’ achten voor een bepaalde indicatie, aldus de gemeenten. Op grond van deze beleidsvrijheid staat het ze dan ook vrij om aan deze zorg een lichtere classificatie te koppelen met het daarbij horende lagere tarief.
Lees hier het volledige artikel.