De schouder bestaat uit botten, bindweefsels, pezen en spieren, die de arm met de romp verbinden. Het schoudergewricht (medische benaming: glenohumeraal gewricht) is een kogel-en-holtegewricht. De ‘kogel’ is het bovenste, afgeronde deel van de bovenarm, en de ‘holte’ is het komvormige deel van het schouderblad, de glenoïde, waar de kogel in past. Dankzij dit gewricht kan de arm draaibewegingen maken en van en naar het lichaam bewegen.
Het gewricht is omgeven door een gewrichtskapsel, dat bestaat uit een aantal zachte weefselbanden. De rotatorenmanchet is een groep van vier spieren die de bovenarm in het schouderblad trekken. De spieren van de rotatorenmanchet stabiliseren het schoudergewricht en helpen bij de draaibewegingen van de arm.
Een ‘bevroren schouder’ (medische benaming: adhesieve capsulitis), is een chronische ontsteking van de schouder en de omliggende weke delen. Deze aandoening wordt vaak door letsel veroorzaakt, met pijn en verminderd gebruik van de schouder als gevolg. Naarmate het gewricht geleidelijk verhardt en verstijft worden eenvoudige bewegingen, zoals het opheffen van de arm, steeds moeilijker. Wanneer er in het kapsel zelf ontsteking optreedt, kunnen de schouderbotten binnenin het gewricht niet meer bewegen. In bepaalde gevallen kan de patiënt de schouder helemaal niet meer bewegen.
De aandoening komt zelden voor bij personen jonger dan 40 jaar. Voor een definitieve diagnose kan het nodig zijn een arthogram (röntgenopname van een gewricht) te maken. Voor de behandeling worden onder meer niet-steroïde anti-ontstekingsmedicijnen en fysiotherapie voorgeschreven. In sommige gevallen kan het echter wel een jaar duren voordat verbetering optreedt. In zeer ernstige gevallen kan een kijkoperatie (artroscopische chirurgie) met schoudermanipulatie, onder verdoving, noodzakelijk zijn.
Bron: Gezondheidsnet.nl