Vanaf vandaag start het Voedingscentrum met voorlichting over nieuwe adviezen voor de inname van vitamine D. Dit naar aanleiding van nieuwe suppletieadviezen van de Gezondheidsraad die onlangs door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn bekrachtigd.
De vorige suppletieadviezen komen uit 2008. Op deze punten zijn de adviezen vernieuwd:
§ Als je als vrouw borstvoeding geeft, hoef je geen vitamine D-supplement meer te nemen.
§ Alle vrouwen tussen 50 en 70 krijgen het advies om een supplement van 10 microgram per dag te gebruiken. Net als zwangere vrouwen, baby’s, kleine kinderen en mensen die weinig zonlicht op hun huid krijgen of een getinte huid hebben
§ Iedereen van 70 jaar en ouder krijgt het advies om een supplement van 20 microgram te nemen.
Over vitamine D
Zonlicht is de belangrijkste bron van vitamine D. Het lichaam maakt deze vitamine zelf aan bij blootstelling van de huid aan zon. Een kleiner deel halen we uit onze voeding. Vitamine D is voornamelijk van belang voor een goede botopbouw en heeft een beschermende werking tegen rachitis bij jonge kinderen, en botbreuken en valgevaar bij ouderen.
Informatie en voorlichtingsmateriaal
Op het digitale platform www.voedingscentrum.nl/vitamineD vinden consumenten informatie in de vorm van folders en een zelftest. Ook professionals (zorgverleners, voorlichters en fabrikanten) kunnen er terecht voor achtergrondinformatie en hulpmiddelen bij het geven van voorlichting.
Voedingscentrum – eerlijk over eten
Het Voedingscentrum informeert consumenten over – en stimuleert hen tot een gezonde en meer duurzame voedselkeuze. Het Voedingscentrum is de autoriteit die aan consumenten wetenschappelijk onderbouwde en onafhankelijke informatie geeft over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze.
Het Voedingscentrum bevordert gezond en duurzaam gedrag bij consumenten en stimuleert de industrie tot een meer verantwoord voedselaanbod. Daarbij zoeken we de medewerking van lokale professionals en andere relevante partijen. Het Voedingscentrum wordt gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bron: Voedingscentrum