Symptomen van artrose in de rug zijn te bestrijden met een implantaat of met een grotere operatie. Gedacht werd dat patiënten die een implantaat kregen sneller herstelden, maar onderzoek door het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Medisch Centrum Haaglanden (MCH) ontkracht dit nu. De resultaten zijn gepubliceerd in British Medical Journal.
Artrose in de rug komt veel voor bij ouderen. Door de aantasting van de wervelkolom kan een zenuw naar de benen bekneld raken. Dit veroorzaakt pijn en patiënten gaan voorovergebogen lopen of moeten na korte tijd lopen gaan zitten. Er zijn twee methodes om dit te bestrijden: een operatie waarbij het zenuwkanaal verruimd wordt door een stukje bot weg te halen of het plaatsen van een implantaat. “Zo’n kanaalverruiming is de klassieke behandeling, maar geeft slechts bij ongeveer tweederde van de patiënten het gewenste resultaat”, vertelt prof. Wilco Peul, neurochirurg namens het onderzoeksteam LUMC & MCH. Voor sommige ouderen is zo’n operatie onder narcose bovendien te belastend.
Dubbelblind
Sinds de jaren tachtig is er ook een behandeling die minder invasief is: een implantaat dat in de wervelkolom geplaatst wordt middels een klein sneetje in de rug. “We dachten dat deze behandeling beter was: de ingreep korter en de patiënt zou sneller herstellen. Sinds tien jaar wordt het implantaat dan ook op grote schaal gebruikt”, aldus Peul en arts-assistent en onderzoeker Wouter Moojen.
Om te kijken welke behandeling beter is, verdeelden onderzoekers van de Spine Intervention Prognostic Study Group Leiden – The Hague 159 patiënten met een zenuwbeknelling door rugartrose in twee groepen: 80 patiënten kregen een implantaat, 79 een kanaalverruimende operatie. Bijzonder voor chirurgisch onderzoek is dat het onderzoek dubbelblind was: zowel de patiënt als het verpleegkundig team wist niet welke patiënt welke behandeling kreeg.
Heroperatie
Het plaatsen van een implantaat was met 15 minuten inderdaad een half uur korter dan de operatie. Maar verder maakte het implantaat de verwachtingen niet waar: patiënten verbleven even lang in het ziekenhuis en het slagingspercentage na 8 weken (63 procent) was niet beter dat van de klassieke operatie (72 procent). Het percentage patiënten dat alsnog geopereerd moest worden was 29 procent. Bij de klassieke behandelingsgroep moest 8 procent een heroperatie ondergaan, waarbij meer bot wordt weggehaald. “Deze tegenvallende resultaten hadden wij niet verwacht. Wij geloofden erg in de implantaten, maar gebruikten implantaten nu alleen nog maar bij patiënten die niet in aanmerking komen voor de klassieke operatie”, aldus Peul en Moojen.
Het volledige artikel is te lezen via www.bmj.com.
Een korte film over het onderzoek.
Bron: LUMC