Goede onderdrukking van juveniele idiopatische artritis (JIA) door etanercept hangt samen met een lage ziekteactiviteit bij de start van de behandeling.
Ook zijn minder gebruik van DMARD’s in de periode voor etanerceptgebruik en een jongere leeftijd bij het eerste optreden van de ziekte factoren van belang. Een slechte respons op dit middel is geassocieerd met systemische juveniele idiopatische artritis (JIA) en het vrouwelijk geslacht.
Dat blijkt uit onderzoek van Marieke Otten en collega’s van het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Volgens haar verandert de behandeling van JIA snel. DMARD’s worden bij reuma sneller ingezet om het verloop van de ziekte beter onder controle te kunnen houden. De auteurs zochten naar factoren die de respons op etanercept kunnen voorspellen, zodat de therapie zo veel mogelijk op de individuele patiënt kan worden afgestemd.
De onderzoekers gebruikten gegevens van het Arthritis and Biologicals in Children-register (ABC-register) om de studie te kunnen uitvoeren. Het ABC-register werd in 1999 in het leven geroepen en behelst alle JIA-patiënten in Nederland die worden behandeld met biologicals of in het verleden behandeling kregen met deze middelen.
De studiepopulatie bestond uit 262 patiënten met JIA die nog nooit biologicals hadden gebruikt en startten met het gebruik van etanercept.
De respons op de behandeling werd vijftien maanden na de start met etanercept geëvalueerd. Bij 85 patiënten (32%) stelden de onderzoekers een goede respons vast, eveneens 85 patiënten (32%) lieten een slechte respons zien, terwijl 92 patiënten (36%) een gemiddelde respons toonden.
In de eerste vijftien maanden van de behandelingen ervoeren 119 patiënten bijwerkingen die al dan niet infectieus van aard waren. Bijwerkingen kwamen voor bij 37 patiënten met een goede respons, bij 46 patiënten met een slechte respons en bij 36 patiënten met een gemiddelde respons.
Een tweede analyse van 262 patiënten die gemiddeld tot 35,6 maanden na start van de etanerceptbehandeling werden gevolgd, toonde dat binnen een periode van vier tot zeven jaar bij 37-49% van de patiënten de ziekte in remissie kwam. Bij 39 patiënten werd etanercept gestaakt na een mediane periode van 36,9 maanden. Bij vijftien van hen vlamde de ziekte weer op waardoor ze weer met etanercept moesten starten.
Een beperking van de studie is de observationele opzet en het ontbreken van een controlegroep. Omdat etanercept niet is vergeleken met andere DMARD’s, kan aan de hand van deze studie niet worden gezegd of patiënten met een slechte respons op etanercept baat hebben bij een andere behandeling.
Volgens Otten is deze studie één van de eerste die aantonen dat starten van een biological in de vroege fase van JIA de respons verbetert.
Bron: Farma Actueel Submitted by Redactie Medicalfacts / Alida Budding – Hennink