Achter menig voordeur helpen kinderen de boel overeind te houden wanneer een gezinslid chronisch ziek is of gehandicapt. Dat gaat die jonge mantelzorgers niet in de koude kleren zitten.
Kris (9) zit in kleermakerszit op een kleurig kleed in het midden van de woonkamer. Hij heeft engelachtige blonde krullen en aan zijn gelaat is te zien dat hij het syndroom van Down heeft. Bij hem op de bank zit zijn oudste broer Melle (14). Ze voeren een levendig gesprek, in blup-, plok- en klakklanken, want praten kan Kris niet. Wanneer hij zichzelf tegen het hoofd slaat, pakt Melle zijn hand beschermend vast. Kris doet zichzelf minder vaak pijn dan voorheen, wel pulkt hij nog tot bloedens toe achter zijn oor.
Hij had een erg moeilijke start. Na zijn geboorte lag hij een jaar in het ziekenhuis. Hij kwam naar huis om te overlijden. Het is een wonder dat Kris nog leeft.
De zorg voor hem is intensief. Vaak is er hulp in huis, zoals een verpleegkundige of een oppas. Aan de eettafel zit Kris in een aangepaste kinderstoel, zijn kreten overstemmen het gesprek aan tafel. Let je niet op, dan pakken zijn vlugge vingers alles waar hij bij kan en smijten het in het rond.
Heel gewoon
Zijn moeder Dorine Dokter (46) en vader Joris Coumans (43) zitten afwisselend bij Kris om hem te voeren. Het vergt al hun aandacht. Soms eet de oppas mee, zodat de ouders zich kunnen richten op hun andere twee zoons.
Voor Melle en middelste broer Tijmen (10) is het heel gewoon dat hun broertje anders is. Bij hun vrienden thuis is het wel een stuk rustiger. “We belasten Melle en Tijmen niet met verzorgende taken voor Kris”, benadrukt Dokter. “Zij moeten kind kunnen zijn.” Ze ziet echter ook positieve effecten van de zorgintensieve Kris op zijn broers: “Ze zijn daardoor heel bewuste, gemoedelijke en sociale jongens geworden.”
Lees hier het volledige artikel.