Jongeren met een arbeidshandicap of een aandoening die nog wel kunnen werken ‘zijn onzichtbaar geworden voor de overheid’. Dat zegt Jan-Jaap de Haan, directeur van Cedris, brancheorganisatie van sociale werkbedrijven. De jongeren moeten werken sinds de invoering, dit jaar, van de Participatiewet, maar vinden geen baan en krijgen veelal ook geen uitkering. “Dat baart ons grote zorgen”, aldus De Haan.
Tot 1 januari kregen jonge arbeidsbeperkten op hun achttiende verjaardag een Wajong-uitkering. Degenen die konden werken, kregen begeleiding via een werkregeling. Sinds dit jaar is de Wajong er alleen nog voor jongeren die meer dan 80 procent zijn afgekeurd. Andere jonggehandicapten vallen onder de Participatiewet. Gemeenten moeten hen naar een betaalde baan begeleiden. “Maar dat lukt echt onvoldoende”, zegt De Haan.
Vorig jaar stroomden zo’n 1500 jongeren per maand de Wajong in. Dat zijn er nu nog zo’n 200 per maand. Gemeenten zijn nog niet klaar om de duizenden ‘nieuwe’ jonge arbeidsgehandicapten te helpen. Zij vinden zelden direct een baan en als ze bij hun ouders wonen, komen ze niet in aanmerking voor de bijstand. Daardoor duiken ze niet op in de administratie van de gemeentelijke sociale dienst en raken ze soms helemaal uit beeld. Ze willen wel werken, maar niemand die hen nog ziet.
Lees hier het volledige artikel.