Hulpbereidheid wordt vaak onderschat

Zorgverleners en gemeenten krijgen de taak om af te rekenen met vraagverlegenheid. Dat stelt staatssecretaris Van Rijn in een Kamerbrief over de nieuwe Wmo.

Mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag vinden het moeilijk om hulp te vragen en/of te accepteren. Dit wordt vraagverlegenheid genoemd. Volgens Van Rijn blijkt vaak dat meer mensen bereid zijn hulp te bieden dan dat er mensen zijn die hulp vragen. ‘Uit onderzoek naar deze vraagverlegenheid blijkt onder meer dat mensen liever niet afhankelijk willen zijn, gelijkwaardigheid in de relatie belangrijk vinden, maar ook de hulpbereidheid van anderen onderschatten.’ Volgens de staatssecretaris kan de vraagverlegenheid op verschillende wijze door gemeenten en zorgverleners worden doorbroken.

Versterken van het sociale netwerk

De ondersteuning van gemeenten in het kader van Wmo 2015 is laagdrempelig en juist gericht op versterking van het sociale netwerk. Bijvoorbeeld door mensen die hulp nodig hebben het ook mogelijk te maken zelf iets bij te dragen. Van Rijn: ‘In de vorm van Buurtprojecten, zoals de ‘zorgzame buurt’ in Eindhoven, wordt gestimuleerd dat mensen wederzijds laagdrempelig een beroep op elkaar kunnen doen en iets voor elkaar kunnen betekenen. Daarnaast stelt lotgenotencontacten en zelfhulp mensen in staat om elkaar op een gelijkwaardige manier te helpen. Ook wordt vaak ondersteuning gerealiseerd door buddyprojecten en initiatieven zoals WeHelpen.nl omdat sommige mensen de voorkeur geven aan hulp buiten de eigen sociale kring. Mensen hoeven zich dan minder bezwaard te voelen omdat de vrijwilligers zichzelf hiervoor hebben aangemeld.’

Lees hier het volledige artikel.