Slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking heeft het coronavirus inmiddels gehad en heeft daardoor antistoffen in zijn bloed. Daarmee ligt groepsimmuniteit voorlopig buiten bereik. Sowieso weten onderzoekers nog niet zeker hoeveel bescherming deze antistoffen bieden, en hoelang ze blijven werken.
Als we ons willen wapenen tegen het coronavirus zullen we het voornamelijk moeten hebben van antistoffen. Ons immuunsysteem maakt deze natuurlijke ziektebestrijders aan om een virus uit het lichaam te verdrijven, of als reactie op een vaccin. Volgens onderzoek van bloedbank Sanquin heeft begin juni 5,5 procent van de Nederlandse bloeddonoren antistoffen tegen het coronavirus in zijn bloed, maar er is ook nog veel onduidelijk. Zijn al deze mensen echt volledig beschermd tegen een nieuwe infectie? En zo ja, hoe lang houdt deze bescherming eigenlijk aan, en welk effect heeft dit op de gewenste groepsimmuniteit?
Binnendringers opruimen
Om die vragen te kunnen beantwoorden, moeten we eerst kijken naar wat antistoffen eigenlijk zijn. Als een virus je lichaam binnendringt, reageert het immuunsysteem door er witte bloedcellen op af te sturen. Mocht dat niet genoeg zijn, dan komt een andere soort witte bloedcellen in actie, de zogenaamde B-cellen. Deze cellen maken antistoffen aan die zich heel specifiek richten op het virus, bijvoorbeeld door aan bepaalde eiwitten aan de buitenkant van het virus te binden en hem vervolgens op te ruimen. Daarnaast werken er ook nog T-cellen mee aan het opruimproces, die herkennen welke cellen geïnfecteerd zijn met het virus en die vervolgens opruimen.
Lees hier het volledige artikel.