Het syndroom van Asperger is een vorm van autisme. Het verschil met andere vormen van autisme is vooral dat personen met Asperger een goed ontwikkelde taal hebben. Tegenwoordig definieert men Asperger evenwel niet meer als een aparte aandoening. Het syndroom valt onder de bredere austismespectrumstoornissen (ASS). Wie in het verleden de diagnose van Asperger kreeg, kan die wel blijven gebruiken.
Geschiedenis van het Asperger-syndroom
Het syndroom van Asperger ontleent zijn naam aan de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger. Hij voerde toonaangevend onderzoek naar autisme. Binnen dat onderzoek onderscheidde hij een bepaalde groep jongeren die moeilijk vrienden maakte. Gesprekken voeren was moeilijk voor hen, hoewel ze een normale tot betere taalontwikkeling hadden. Ze hadden vaak opvallende talenten en waren sterk geïnteresseerd in een specifiek onderwerp. In sport waren ze doorgaans minder goed. Hun bewegingen waren doorgaans ook stijf en houterig.
Na het overlijden van de kinderarts kregen personen met deze kenmerken de diagnose ‘syndroom van Asperger’. De aandoening werd opgenomen in opgenomen in het handboek dat als leidraad geldt voor de diagnose van hersenaandoeningen (de DSM). In een nieuwe editie van de DSM uit 2013 noemt men het syndroom van Asperger niet meer als aparte diagnose. Samen met andere vormen van autisme valt dit nu onder de diagnose ASS.
Lees hier het volledige artikel.