Het toedienen van antidepressiva is een beproefde methode om depressieve patiënten te behandelen. De vele verschillende gangbare antidepressiva zijn onder te verdelen in twee klassen: SSRI en SNRI. Op basis van gedrag en symptomen is het niet mogelijk te voorspellen wie het meest gebaat is bij welke klasse antidepressivum. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht en Onderzoeksinstituut Brainclinics hebben een wijze gevonden om toch van tevoren te bepalen welk antidepressivum het beste aanslaat: door met hersenscans de hersenactiviteit te meten. Hun bevindingen zijn verschenen in het vooraanstaande tijdschrift Clinical Neurophysiology.
Opvallend veel mensen namen deel aan het onderzoek: iets meer dan 1000 volwassenen met en 336 volwassenen zonder depressieve stoornis ondergingen de hersenscans (EEG). Biologisch psycholoog Martijn Arns: “Daarmee is dit wereldwijd het allergrootse onderzoek dat met hersenscans de voorspelbaarheid van de werking van antidepressiva blootlegt.”
Klein verschil
De deelnemers met een depressieve stoornis kregen, nadat hun hersenactiviteit gemeten was, willekeurig een SSRI- of een SNRI-antidepressivum voorgeschreven. Later ondergingen zij een klinische beoordeling om te kijken wie wel en wie niet reageerden op de medicatie. Zo konden de onderzoekers de hersenactiviteit van verschillende groepen met elkaar vergelijken. Een vergelijking bijvoorbeeld tussen depressieve mensen en niet-depressieve mensen. “De verschillen in hersenactiviteit tussen die twee groepen waren erg klein en daarom niet geschikt voor diagnostische doeleinden”, geeft Arns aan.
Lees hier het volledige artikel.