Patiënten die in geval van een hartinfarct worden gedotterd herstellen net zo goed als patiënten bij wie het bloedstolsel wordt weggehaald. En de kans op een herseninfarct is kleiner.
Het verwijderen van het bloedstolsel bij een hartinfarct heeft geen toegevoegde waarde. Patiënten die gedotterd worden herstellen gemiddeld net zo goed en lopen bovendien minder risico op een herseninfarct.
Dat blijkt uit een Canadees onderzoek dat vandaag verschijnt in New England Journal of Medicine. De conclusie is opvallend omdat eerdere kleine studies concludeerden dat het verwijderen van een stolsel wel effectief is. Dit is het eerste grote onderzoek, gebaseerd op ruim tienduizend patiënten, verdeeld over 87 ziekenhuizen in twintig landen.
Dotteren volstaat
De patiënten kregen allen een dotterbehandeling waarbij de arts de geblokkeerde kransader opent met een ballonnetje. De helft van de patiënten kreeg daarnaast een trombectomiebehandeling: met een katheter wordt het bloedstolsel uit het bloedvat gezogen.
Verschil in herstel van het hart was er niet tussen beide groepen. Maar bij patiënten bij wie het bloedstolsel was weggehaald, bleek wel vaker een herseninfarct voor te komen: in de eerste 30 dagen 0,7 procent tegenover 0,3 procent. Na zes maanden was dat zelfs 1 procent tegenover 0,5 procent. Een mogelijke oorzaak is dat het bloedstolsel tijdens de behandeling verloren kan raken en vervolgens een ader in de hersenen kan blokkeren. Het verwijderen van bloedstolsel na een hartaanval kan in de meeste gevallen dus overgeslagen worden: dotteren volstaat.
Lees hier het volledige artikel.