De thuiszorg die Europese ouderen ontvangen, varieert enorm per land. Denk aan verschillen in de inzet van huishoudelijke hulp of het gebruik van hulpmiddelen. Dit blijkt uit onderzoek van Amsterdam UMC, samen met universiteiten uit vijf Europese landen.
Emiel Hoogendijk, universitair docent aan Amsterdam UMC stelt dat deze discrepanties de noodzaak aantonen van een ‘collectieve Europese aanpak’.
“We zien dat veel interventies waarvan is aangetoond dat ze patiënten helpen en die vaak onderdeel zijn van de richtlijnen, niet genoeg worden benut”, zegt Hoogendijk. “Bovendien varieert het gebruik van interventies sterk, afhankelijk van het land of de regio waarin je woont. Ik kan me voorstellen dat dit frustrerend is voor patiënten”.
Slechts 7% naar buiten
De onderzoekers analyseerden patiëntgegevens van een kleine 3.000 thuiszorgpatiënten met een gemiddelde leeftijd van bijna 83 jaar. De ouderen woonden in Nederland, België, Duitsland, IJsland, Finland en Italië. De onderzoekers keken naar interventies zoals ‘artsenbezoek aan huis’, ‘lichamelijke activiteit’ en ‘maaltijdzorging’. Sommige interventies waren in vrijwel alle zes onderzochte Europese landen aanwezig binnen de thuiszorg, met een paar uitzonderingen.
Lees hier het volledige artikel.