GGZ-tarieven moeten opnieuw worden berekend

Een aantal zorgaanbieders in de geestelijke en forensische gezondheidszorg heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Nederlandse Zorgautoriteit over de voor hen vastgestelde tarieven voor 2022 en 2023. De zorgaanbieders vinden onder meer dat in de tarieven onvoldoende rekening is gehouden met de sinds 2017 gestegen indirecte tijd. De indirecte tijd is de tijd die een zorgverlener rondom een contactmoment met een patiënt besteedt, waarbij de patiënt en/ of diens naaste niet aanwezig is.

Het geschil houdt verband met de overgang per 1 januari 2022 van het diagnose-behandelcombinatie (dbc)-stelsel naar het zorgprestatiemodel (ZPM). Onder het oude dbc-stelsel werd de indirecte tijd afzonderlijk gedeclareerd en vergoed. Onder het ZPM wordt de indirecte tijd niet meer afzonderlijk vergoed, maar is deze verwerkt in de tarieven van de zorgprestaties.

De zorgaanbieders betogen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onvoldoende indirecte tijd in de tarieven heeft verwerkt. Zij krijgen op dit punt van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) gelijk. Hoewel duidelijk is geworden dat de indirecte tijd na 2017 is gestegen, heeft de NZa niet méér indirecte tijd in de tarieven verwerkt dan de totale indirecte tijd die in 2017 werd gedeclareerd en vergoed. Daardoor zijn de tarieven niet kostendekkend.

Lees hier het volledige artikel.