Verouderingsonderzoek
Genen hebben invloed op de ziekte waar we aan sterven. Behalve hun erfelijke code is hun activiteit belangrijk. Het lichaam van de ouder wordende mens staat ofwel in een stand die de kans op kanker vergroot, ofwel in de stand die naar chronische verouderingsziekten leidt, zoals hartziekten of dementie.
Hoe ouder de mens wordt – voorbij het zestigste levensjaar – hoe meer het lichaam in de ‘chronische-ziektestand’ komt.
Dat nieuwe inzicht onderbouwt een groep van 28 onderzoekers van overwegend Duitse instituten in een artikel dat dinsdag in Nature Communications is gepubliceerd.
De onderzoekers hebben de activiteit van genen op verschillende leeftijden gemeten bij honderden individuen van vier gewervelde diersoorten. Ze rekenden aan de verandering van genactiviteiten in de loop van het leven. Ze bestudeerden mensen, muizen en zebravisjes. Die organismen zijn al lang onderwerp van verouderingsonderzoek. Als vierde organisme namen ze een lid uit de familie van de killivisjes.
Als genen van afweer niet zo actief zijn, is weerstand tegen kanker zwak
Dat killivisje (Nothobranchius furzeri) leeft maar drie maanden en is daarmee het kortst levende gewervelde dier. N. furzeri zwemt in poeltjes in Zimbabwe en Mozambique waar een paar maanden per jaar water in staat. Ze moeten opschieten met uit het ei kruipen en eitjes nalaten.
De Duitse groep probeerde een oplossing te vinden voor een groot probleem in het genetische verouderingsonderzoek. Dat probleem is dat uit grote onderzoeken naar genmutaties die belangrijk zijn voor ouderdomsziekten en levensduur slechts twee genen als erg belangrijk naar voren komen.
Lees hier het volledige artikel.