Werken gemeenten onvoldoende mee aan de invoering van de nieuwe Wmo dan heeft staatssecretaris Van Rijn een aantal stokken achter de deur. Dat stelt de staatssecretaris in antwoorden op Kamervragen van verschillende partijen over de Wmo 2015.
Van Rijn snapt dat een goede voorbereiding van een zorgvuldige implementatie een groot beroep doet op alle daarbij betrokken partijen, maar ‘dat doet niet af aan de noodzaak en haalbaarheid van invoering’. Hij gaat er daarbij vanuit dat alle gemeenten in staat zijn om het wetsvoorstel op 1 januari 2015 uit te voeren. Wanneer gemeenten de genoemde invoeringstermijnen niet lijken te halen, dan treedt de staatssecretaris in overleg om de oorzaak van de problemen te achterhalen.
Stokken achter de deur
Wanneer gemeenten met problemen kampen, zal Van Rijn in overleg treden om alsnog zo spoedig mogelijk de door de gemeente te realiseren acties voor elkaar te krijgen. Voor gemeenten die achterblijven bij de voorbereidende werkzaamheden, staat naast de inzet van allerhande instrumenten, een team van circa 80 bestuurlijke en specialistische experts klaar om gerichte ondersteuning te bieden. Wanneer een gemeente ernstig tekortschiet bij de uitvoering van het wetsvoorstel, dan biedt artikel 2.6.8 van dit wetsvoorstel de minister de mogelijkheid tot het geven van een aanwijzing aan het college van B en W. ‘Mijn inspanningen zijn echter gericht op het voorkomen van een dergelijke situatie’, aldus Van Rijn. Volgens de staatssecretaris hoeft het niet tot een aanwijzing te komen omdat gemeenten, met de informatie die zij hebben gekregen, zekerheid en duidelijkheid hebben over hun nieuwe verantwoordelijkheden met ingang van 1 januari 2015. Een zorgvuldige en verantwoorde invoering van dit wetsvoorstel is daardoor volgens Van Rijn realistisch en wenselijk.
Lees hier het volledige artikel.