Vezels van het eiwit α-synucleïne, waarvan bekend is dat het een rol speelt in onder meer de Ziekte van Parkinson, vormen een stijver en sterker netwerk als de temperatuur omhoog gaat. Dit heeft te maken met het waterafstotende deel van de vezels, dat normaal afgeschermd is maar nu meer aan de oppervlakte komt.
Dit mechanisme kan ook een rol spelen in de interactie met gezonde cellen. Onderzoekers van de Universiteit Twente publiceerden hierover in Physical Review Letters van 17 mei.
Alfa-synucleïne is in ruime mate aanwezig in ons brein. Het kan zich ook tégen ons keren: bij neurodegeneratieve ziekten zoals Parkinson gaan de eiwitten zich afwijkend gedragen: na de vorming van vezels, fibrillen, kunnen de eiwitten plaques gaan vormen. Hoe dit mechanisme werkt, is nog niet goed bekend.
De UT-onderzoekers laten nu zien dat de eigenschappen van alfa-synucleïne-vezels zijn te ‘tunen’. In het lab, in water, gaan ze een stijver en steviger netwerk vormen als de temperatuur wordt verhoogd. Dit gebeurt weliswaar niet bij temperaturen die optreden in het brein, maar het onderliggende mechanisme kan wél meer inzicht geven in de rol die de eiwitten spelen in het ziekteproces. Want: de verstelbare stijfheid blijkt op te treden dankzij ‘hydrofobe interactie’: interactie met het waterafstotende deel van het eiwit.
Lees hier het volledige artikel.