Wie heeft de verantwoordelijkheid om de thuiszorg in te schakelen als een zelfstandig wonende oudere zich niet meer wast en zichtbaar vermagert? Eigen regie, mantelzorg en de informele en formele zorg hebben in de praktijk hun grenzen, ondanks hooggespannen verwachtingen.
Kwetsbare ouderen blijven langer thuis en kunnen minder beroep doen op professionele zorg, mantelzorgers zullen dus een grotere rol moeten vervullen in de langdurige zorg. Dit proces is nog volop in ontwikkeling en juist daarom is het goed te kijken of we de oudere en de mantelzorger niet overvragen. Ouderen noemen lichamelijke en psychische capaciteiten, maar ook het sociaal vangnet en de eigenschappen van zorgverleners, voorwaarden om regie in de zorg te ervaren (Claasens et al. 2014). Vooral de mogelijkheid om zelf keuzes te maken, hun eigen doelen te stellen en te bepalen hoe ze die willen bereiken, vinden zij eigen regie.
Grenzen aan zelfregie bij de kwetsbare oudere
Dit zelf bepalen kan er echter toe leiden dat men geen of te laat hulp inroept, omdat men vindt dat het nog best wel gaat en er niets aan de hand is. Zoals in het voorbeeld van een zeer oud echtpaar, dat elkaar letterlijk overeind houdt in het leven. Ze zijn broos, kwetsbaar, leiden aan verschillende ziekten, zijn slecht ter been, maar hebben elkaar nog. Ze houden niet van vreemden in huis en als de POH’er komt vragen of er zorg nodig is, gaat alles prima. Ondertussen eten ze te weinig, raken ze ondervoed en lopen een hoog risico om te vallen en daarbij de broze botten te breken. Zolang er niets ergs gebeurt, wordt er geen thuiszorg verleend. Vooral dankzij hun sterke behoefte aan zelfregie. Hebben we hier een grens bereikt? En wie heeft hier een verantwoordelijkheid om de thuiszorg in te schakelen? Als ze die al binnen laten. De kinderen, of de particuliere hulp die ook wel ziet hoe kwetsbaar ze zijn? Of toch de huisarts of medisch specialist die wel contact met hen hebben?
Lees hier het volledige artikel.