Hoe onze levensverwachting in 200 jaar steeg van 40 naar 80 jaar.
De afgelopen tweehonderd jaar is de levensverwachting van de mens maar liefst verdubbeld. Maar lange levens zijn niet iets van de moderne tijd. Onze verre voorouders konden ook tachtig worden.
In de Middeleeuwen leefden mensen in armoede en zonder medische kennis. Wie toen geboren werd, kon zich meteen voorbereiden op een vroege dood: de levensverwachting lag wereldwijd rond de dertig jaar. Tot aan ongeveer 1800 veranderde er weinig aan die bittere realiteit; er was geen land ter wereld waar de levensverwachting boven de veertig uitkwam. Daarna begon het tij te keren. En goed ook. In de afgelopen tweehonderd jaar verdubbelde de gemiddelde levensverwachting overal ter wereld. In Nederland zelfs meer dan dat. Hier ligt de levensverwachting nu op 80,1 jaar voor mannen en 83,1 jaar voor vrouwen.
Eerst even afrekenen met een misvatting. Het feit dat de levensverwachting in de Middeleeuwen rond de dertig jaar lag, betekent niet dat iedereen dood of bejaard was op die leeftijd. Ouderdom is geen fenomeen van de moderne tijd. Net als nu waren er mensen die lange levens leidden. Zelfs jager-verzamelaars konden, als geweld of ziekte hen bespaard bleef, lang genoeg leven om zeventig te worden. Aan de maximale levensduur van een mens is in al die tijd weinig veranderd. Je moet er alleen zien te komen, bij die tachtig. En dat is in de huidige (geïndustrialiseerde) wereld een stuk makkelijker dan in premoderne tijden.
Lees hier het volledige artikel.