Dotterbehandeling niet altijd noodzakelijk na hartinfarct

Patiënten die voor hun hartinfarct behandeld worden met een stolseloplossend medicijn en in de eerste 24-48 uur geen levensbedreigende symptomen vertonen, hebben niet altijd baat bij een dotterbehandeling. Dit blijkt uit onderzoek van Ramon van Loon, cardioloog bij VUmc. Dotteren levert alleen gezondheidswinst op voor deze patiënten als er nog levensvatbaar weefsel in het gebied van het hartinfarct aanwezig is. Van Loon promoveert op 26 november bij VUmc.

Tijdens een hartinfarct is het van groot belang om de door een stolsel verstopte kransslagader zo snel mogelijk opnieuw te openen. Hierdoor krijgt het achterliggende hartspierweefsel weer zuurstof, waardoor verdere weefselschade voorkomen wordt. In Nederland krijgen patiënten met een acuut hartinfarct tegenwoordig  een dotterbehandeling, waarbij de kransslagader weer snel wordt geopend met een ballonnetje. Ten tijde van de start van Van Loons onderzoek kregen de meeste patiënten nog alleen medicijnen om het stolsel op te lossen.

Levensvatbaar?
Sommige patiënten blijven de eerste 24-48 uur na hun hartinfarct klachtenvrij, zij zijn “stabiel”. Bij deze patiënten is het nuttig om te kijken of er nog levensvatbaar weefsel in het gebied van het hartinfarct zit. Als dit weefsel al dood is, is alsnog een dotterbehandeling verrichten niet nuttig. “In Nederland krijgen vandaag de dag alle patiënten met een hartaanval een dotterbehandeling”, vertelt van Loon. “Uit ons onderzoek, de zogenaamde VIAMI (Viability-Guided Angioplasty After Acute Myocardial Infarction) studie, blijkt tevens dat een dotterbehandeling alleen voor een betere hartfunctie zorgt als er nog levensvatbaar weefsel in het infarctgebied zit.”

Lees hier het volledige artikel.