Dankzij vissenschubben minder proefdieren nodig voor medicijnontwikkeling

De schubben van zebravissen zijn prima geschikt om kandidaatstoffen voor medicijnen voor botziekten mee te identificeren. Goed nieuws, want zo zijn er voor dat werk minder muizen en ratten nodig. En bij het verwijderen van de schubben gaat de zebravis niet dood; de schubben groeien gewoon weer aan. Medisch bioloog Erik de Vrieze onderzocht het en promoveert op 13 maart aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Hoe komt een mens erbij om zebravissenschubben te gaan bestuderen? Nou, als je interesse hebt in botvorming en botafbraak, is de zebravis geen gek ‘diermodel’, zoals dat in de wetenschap heet. Want de calciumhuishouding van de zebravis – waar biologen van de Radboud Universiteit zich al langer mee bezighouden – vertoont veel overeenkomsten met die van mensen.
Bovendien bevat de schubben zowel botopbouwende als botafbrekende cellen. Erik de Vrieze: ‘Als je cellen kweekt krijg je die twee bijna niet in één proefopstelling ondergebracht. En bij botziekten als osteoporose gaat het juist om de balans tussen opbouw en afbraak.’

Inefficiënt testen
De Vrieze wilde weten of de zebravissenschub geschikt is voor het testen van kandidaatstoffen voor medicijnen voor botziekten. Want dat gaat nu nogal inefficiënt. De Vrieze: ‘De eerste fase van het testen van kandidaatstoffen is erg grofmazig. Miljoenen stoffen worden getest in een biologisch beperkt proces, waarbij alleen gekeken wordt naar zaken als: bindt dit stofje met X, hoe reageert het op Y. Dan heb je een eerste indruk of zo’n stof interessant kan zijn voor medicijnontwikkeling. Probleem is alleen dat daarna bij het testen van de stof in een rat of muis alsnog heel veel stoffen afvallen.’

Lees hier het volledige artikel.