Een botbreuk bij een gevallen oudere zou een reden moeten zijn om de medicatie aan te pakken.
Dat schrijft Medisch Contact naar aanleiding van een onderzoek in JAMA Internal Medicine.
Voor het onderzoek werden medicatielijsten van Amerikaanse senioren voor en na een val (die resulteerde in een fractuur) vergeleken. De onderzoekers concentreerden zich daarbij op medicijnen die de kans op een val vergroten (zoals benzodiazepines), de botdichtheid verminderen (zoals protonpompremmers) of om onopgehelderde redenen de kans op een breuk verhogen (de auteurs noemen hierbij lisdiuretica). Ze gebruikten verzekeringsdata om medicatie in de vier maanden vóór en vier maanden ná de val van ruim 168 duizend ouderen te vergelijken. De patiënten hadden heup-, schouder- of polsfracturen opgelopen. De gemiddelde leeftijd was 80 jaar, 84 procent was vrouw.
Ruim 80 procent van hen slikte voorafgaand aan de fractuur één van de genoemde middelen. Nadien was dat zelfs 88 procent. Als de opiaten buiten beschouwing werden gelaten was het zowel voor als na de breuk ruim driekwart. Van hen stopte 7 procent daarmee na de val, maar net zo’n grote groep begon ermee.
Lees hier het volledige artikel.