Het gebruik van bètablokkers bij patiënten met een septische shock (is een ernstige aandoening die het gevolg is van een grootschalige invasie van het bloed met bacteriën) leidt op een veilige manier tot een verlaging van de hartfrequentie. Die conclusie trekken Morelli e.a. naar aanleiding van een gerandomiseerde fase-II-studie die in de JAMA is gepubliceerd.
Een septische shock zorgt voor een verhoging van de hartfrequentie. Aan de ene kant is dat, met name in de vroege fase, de enige bescherming tot het behoud van de hartfunctie. Aan de andere kant leidt deze verhoogde hartfrequentie via een verkorting van de diastolische relaxatie tijd tot een verslechtering van de hartfunctie. Alhoewel de toediening van norepinefrine tegenwoordig de standaardtherapie is ter behoud van de hartfunctie, zijn er veel bijwerkingen zoals een direct schadelijk effect op het hart. In dit onderzoek is gekeken of bètablokkers een veilig alternatief zijn.
De onderzoekers includeerden 154 patiënten opgenomen op een intensive care met een septisch shock. De helft kreeg naast de standaardbehandeling een continue infusie van esmolol, een kortwerkende bètablokker, om de hartfrequentie tussen de 80 en de 95 per slagen per minuut te behouden. De andere helft ontving alleen de standaardbehandeling.
Patiënten in de esmololgroep hadden een lagere hartfrequentie en een hoger slagvolume, terwijl de bloeddruk op peil bleef. Deze groep had minder norepinefrine nodig, zonder dat de hartfunctie verslechterde. Daarnaast heeft deze groep een opmerkelijk lagere mortaliteit na 28 dagen ten opzichte van de controlegroep: 49,4 versus 80,5 procent. De onderzoekers sluiten niet uit dat deze verlaagde mortaliteit samenhangt met onbekende verstorende factoren.
Bron: Medisch contact/Artsennet