Twan van Venrooij
Reumapatiënten die worden behandeld met antilichamen tegen tumornecrosisfactor-α (TNFα) melden verbeteringen in hun vermogen tot werken maar blijven tegelijkertijd beperkingen ervaren bij het uitvoeren van arbeid. Dat blijkt uit een studie van onderzoekers van het Coronel Instituut die online is verschenen in Disability and Rehabilitation (2011; doi:10.3109/09638288.2011.582923).
Een bepaalde mate van arbeidsongeschiktheid komt regelmatig voor bij reumapatiënten. Onderzoeken suggereren echter ook dat in deze groep het hebben van werk gepaard gaat met een relatief hogere kwaliteit van leven en dat het een positief effect heeft op de mate van beperkingen. Marrit van der Meer en collega’s onderzochten onder meer hoe patiënten de invloed van anti-TNF-therapie op hun vermogen tot werken ervaren.
Voor het onderzoek interviewden zij 14 werkende reumapatiënten die werden behandeld met anti-TNF-therapie. Hoewel de meerderheid aangaf dat zij als gevolg van de behandeling beter functioneerden op hun werk, gaven sommigen aan dat dit nieuwe problemen met zich meebracht. Zij vonden het bijvoorbeeld lastig om hun nieuwe capaciteiten in te schatten en liepen zichzelf daardoor soms voorbij. En ondanks de positieve effecten van de behandeling bleven onder meer moeheid en een gebrek aan energie de mogelijkheid tot werken beperken. Daarbij rapporteerden veel patiënten een beperkt begrip vanuit de werkomgeving.
Ook bleek dat de ervaringen en behoeften van patiënten aanzienlijk verschillen. Het bevorderen van de arbeidsparticipatie vergt dan ook een individuele aanpak, menen de onderzoekers. Daarnaast werd gevonden dat een aantal reumapatiënten het op prijs stelt als zorgverleners hen helpen met arbeidsgerelateerde problemen. Ter bevordering van de arbeidsparticipatie van reumapatiënten is het daarom van belang dat zorgverleners zich bewust zijn van werkgerelateerde problemen, concluderen Van der Meer en collega’s.
(Bijdrage: Twan van Venrooij.)
Gepubliceerd op: 27-07-2011
Citeer dit artikel als:
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:C1021