Begeleiding voor het ontmoeten van mensen valt onder compensatieplicht Wmo

De Centrale Raad van Beroep heeft recent drie uitspraken gedaan die duidelijk maken dat begeleiding voor het ontmoeten van mensen en het aangaan van sociale verbanden valt onder de compensatieplicht van de Wmo. Een gemeente kan een aanvraag voor een dergelijke voorziening niet zomaar afwijzen. Deze uitspraken zijn belangrijk: bij de overheveling van de AWBZ naar de Wmo zullen gemeenten met deze uitspraken rekening moeten houden.

Een van de belangrijkste conclusies uit deze uitspraken is dat een gemeente bij een Wmo-aanvraag voor begeleiding altijd de individuele situatie zorgvuldig zal moeten onderzoeken. Een gemeente kan niet volstaan met een verwijzing naar algemene oplossingen zoals bijvoorbeeld het Algemeen Maatschappelijk Werk, vrijwilligers, mantelzorg of bestaande vervoersvoorzieningen.

PGB voor begeleiding
In alle drie de zaken ging het om een PGB-aanvraag voor begeleiding. De eerste zaak betrof een man met autisme die bij de gemeente een PGB had aangevraagd voor onder andere langdurige begeleiding bij het aangaan van sociale contacten in de omgeving. De gemeente wees dit verzoek af omdat de man hiervoor een beroep kon doen op vrijwilligers van gemeentelijke instellingen. Voor matige of zware begeleiding verwees de gemeente de man door naar de AWBZ.

Alsnog onderzoek doen
De rechter oordeelde dat het besluit van de gemeente onzorgvuldig tot stand is gekomen (in strijd met art 3:2 Awb). De rechter stelde dat het verzoek om lichte begeleiding valt onder de reikwijdte van de Wmo en de compensatieplicht van artikel 4. De gemeente zal alsnog moeten onderzoeken welke voorziening voor deze man als compensatie kan gelden, daarbij dus rekening houdend met zijn individuele situatie.

Deeltaxi
In twee latere uitspraken verwees de rechter naar deze eerste uitspraak. In beide zaken ging het om ouderen die bij de gemeente een PGB hadden aangevraagd voor onder andere begeleiding bij boodschappen en wandelingen in de directe omgeving. Een oudere was zelfstandig thuiswonend, de andere ouder verbleef in een instelling. De gemeente wees beide aanvragen af. De gemeente stelde dat de ouderen hiervoor ook gebruik kunnen maken van de reeds beschikbare vervoersvoorzieningen zoals deeltaxi en vervoerspas.
Lees verder,
Bron: CG-raad