In Nederland vindt geneeskundige behandeling plaats met diverse soorten menselijk weefsel. De ‘weefselketen’ waarin de omgang met dat weefsel geregeld is – van donor, via weefselbank, tot uiteindelijk de patiënt – is beter dan hij was, maar nog niet zo goed als hij zou moeten zijn. Een toekomstbestendige weefselketen vergt een duidelijker wettelijke grondslag, betere regie en nauwere samenwerking. Dat schrijft de Gezondheidsraad in een advies.
Het lichaamsmateriaal dat in Nederland gebruikt wordt, is meestal afkomstig van overleden donoren. Soms kan ook botmateriaal (her)gebruikt worden van een levende donor, bijvoorbeeld na het vervangen van een heup. Waar organen zo spoedig mogelijk na donatie bij een patiënt worden getransplanteerd, worden weefsels gewoonlijk na het uitnemen eerst bewerkt en bewaard om vervolgens op een later tijdstip bij een ontvanger te worden geïmplanteerd. Om dat mogelijk te maken zijn in ons land sinds het midden van de jaren zeventig diverse weefselbanken opgericht. Momenteel heeft Nederland twee hoornvliesbanken, een huidbank, een hartkleppenbank en een botbank.
Lees hier het volledige artikel